waard
Uiterlijk
- waard
- In de betekenis van ‘kastelein’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
- In de betekenis van ‘de genoemde prijs hebbend’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
- In de betekenis van ‘laag liggend land’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1062 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waard | waarden |
verkleinwoord | waardje | waardjes |
de waard
- m (beroep) de baas van een herberg of van een taveerne [2]
- v/m (aardrijkskunde) vlak land in een rivierengebied, (uiterwaard) [3]
- m (dierkunde) nevenvorm van "woerd" mannetjeseend [4]
- [1] herbergier, kastelein, cafébaas
- [3] woerd, woord
- [1] hoerenwaard
- [2] griendwaard, rijswaard, uiterwaard
- Buiten de waard rekenen
Niet gerekend hebben op hoe anderen er werkelijk over denken
- Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten.
Een mens denkt net zo over een ander als die over zichzelf denkt, dus iemand die zelf oneerlijk is denkt dat anderen ook oneerlijk zijn
1. de baas van een herberg of van een taveerne
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | waard | waardst | |
verbogen | waarde | waardste | |
partitief | waards | - | - |
- predicatief: ~ zijn in geld uitdrukbaar zijn
- Dat huis is veel minder waard geworden.
- predicatief: ~ zijn anders dan financieel zijn belang hebben
- Hij is wel wat beter maar nog steeds niet veel waard.
- ▸ Ik bladerde erdoorheen en las eindeloze verhalen over hoe geweldig die burger was: ‘Goddelijk – al dat lopen waard’, ‘Drie Michelinsterren’, ‘Nog nooit zo’n grote burger gezien’ en ‘Ik ga een franchise openen in Londen’.[7]
- geacht, beste
- Waarde landgenoten!
- De eerste klap is een daalder waard.
wie het eerste begint heeft de meeste kans op overwinning
- De ene dienst is de andere waard.
wanneer iemand helpt, doet men graag iets terug
- Een goed hart is goud waard.
je treft niet snel meer mensen met een goed karakter
- [2] eigen haard is goud waardeen gezin en woning zijn het belangrijkste wat een mens kan hebben
- Geen knip voor de neus waard zijn
zijn vak niet kennen en er geen verstand van hebben
- Het sop is de kool niet waard.
een onderwerp is te onbelangrijk om er aandacht aan te geven
- Parijs is wel een mis waard.
om een voordeel te behalen bij tegenstanders aansluiten
- Wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft.
als je zoveel geeft zoveel je kunt, dan kan niemand je iets verwijten
- Het woord waard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "waard" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[8] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 1,2 "waard" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Aardrijkskunde in het Nederlands
- Dierkunde in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %