• sa·men·klit·ten

samenklitten

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
samenklitten
klitte samen
samengeklit
zwak -t volledig
  1. dicht bijelkaar blijven als een groep die niet uit elkaar gehaald kan worden
     Onder de nieuwsgierige blikken van de mannen bij de sluis en de vrouwen die samenklitten bij de kruidenier verstrakten haar schouders.[1]
     In 1882 werd de eerste immigratiewet aangenomen die specifiek gericht was tegen een etnische groep: de Chinese Exclusion Act. Vooral aan de westkust vreesde men een vloedgolf van goedkope Chinese immigranten, die de taal niet spraken en samenklitten in Chinatowns. De wet verbood Chinese immigratie voor 10 jaar. Ook kwamen Chinezen voortaan niet meer in aanmerking voor het Amerikaanse staatsburgerschap.[2]
  1. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  2.   Weblink bron “Amerika's haat-liefdeverhouding met immigranten” (29-01-2017), NOS